lichess.org
Donate
Interview

afbeelding gemaakt met https://gencraft.com/

Interview met een grootmeester in het jaar 2100

Chess
Is schaken nog hetzelfde in 2100?

Voor de lezer vooraf even de toestand in de wereld schetsen. De massamigratie in het begin van de 21ste eeuw heeft gezorgd voor de ineenstorting van de democratieën in de Westerse wereld (Europa en de USA). Er is weer een opdeling in drie klassen: de superrijken, het leger en de clerus. De rijke klasse heeft zichzelf titels heeft gekocht en een klassensysteem met titels en privileges ingesteld, wat ook naar andere aspecten van de maatschappij (sport en dus ook schaken) heeft doorgezet. De FIDE is niet meer de enige bond – na heel wat corruptiezaken, mismanagement en discriminatie naar vrouwen en minderheden, is in 2046 de WCC opgericht als concurrerende bond, met aparte titels.
De klimaatverandering heeft ervoor gezorgd dat de noordpool het jaar rond ijsvrij is. Groenland heeft nog wat ijs in de bergen, net als Antarctica, dat een grote toestroom van inwijkelingen heeft gekend en in minder dan 25 jaar de bevolking heeft zien stijgen tot 125 miljoen inwoners.
De maanbasis floreert en een eerste vast bemande basis op Mars heeft zijn 20ste verjaardag gevierd. Mars wordt de place to be in de 22ste eeuw.

Interviewer (IV): Beste WCC-grootmeester Ineke Van Graspoppel (GM), hoe maakt u het? Stelt u zich eens voor aan ons publiek.
GM: Dank U, ik ben nu 38 jaar, ik ben derde generatie GM en heb 2690 standaard elo (“SELO”). Dankzij mijn titel en rating kom ik financieel goed rond. Ik heb een vaste hotelkamer op elk continent, en dat is geen overbodige luxe met de Intercontinental Tour, die zeven tornooien per jaar omvat. Mijn twee vrienden (de ene zit in San Diego, de andere in Lucknow) komen best overeen en ik kan zowel nog elke maand pensioencredits kopen. Daarnaast ben ik als derde generatie GM ook automatisch geplaatst voor de derde ronde van het WCC WK-tornooi in augustus.

IV: Legt u nog eens uit hoe dat driejaarlijkse WCC-tornooi in elkaar zit.
GM: Wel, het is eigenlijk een mengvorm van de bekende tornooiformules. Het is in wezen een floating knock-out tornooi, dat stopt aan de kwartfinales, wanneer nog acht deelnemers over zijn gebleven. Voor de niet-ingewijden: floating betekent dat de winnaars van een match in het KO-tornooi random uitgeloot worden tegen hun tegenstander in de volgende ronde. Er is dus geen voorafbepaalde boom opgezet met beschermde reekshoofden, en voorbereiding (én afspraken maken) wordt heel moeilijk. De acht spelers die de kwartfinales halen, spelen dan een gesloten tornooi van 10 deelnemers. De laatste twee deelnemers komen uit een parallel zwitsers tornooi, dat de verliezers van de matchen heropvist, met behoud van hun in het KO-tornooi behaalde punten. Als ik het goed voor heb, is er ooit zo’n tornooi geweest in Nederland, maar dat is al meer dan 100 jaar geleden. De winnaar van die dubbelrondige tienkamp daagt dan de WK uit. Ik vind het een mooie formule. Als je ziet hoe het schaken eruit zag voor 2046, dan biedt dit systeem zowel spektakel, als een snelle maar toch rechtvaardige manier om tot een WK te komen.

IV: Schetst u even kort die oude situatie bij de FIDE?
GM: Nadat Carlsen niet meer voor het WK wou spelen, werd Ding in 2023 WK, hij werd opgevolgd door Abdussattarov (2025), daarna volgden Firouzja (2029), Shogdzhiev (2033), Pirmakarin (2041), en Pernagbhu (2045). Allemaal topspelers, maar de manier waarop ze zich plaatsten voor het kandidatentornooi en dat naar hun hand wisten te zetten, een kwalijke traditie die gestart was met Firouzja, was echt wel op de rand van de reglementen qua fair play. De floating knock-out formule van de WCC elimineert dit effect, en de twee beste unlucky losers van de Swiss Pick-Up kunnen zich toch nog plaatsen voor het kandidatentornooi. Dat FIDE nog altijd de oude aanpak handhaaft, omwille van traditie, toont aan hoe ver in het verleden de organisatie vast zit.
Bij de WCC is er veel meer een level playing field, en nieuwe, frisse gezichten krijgen veel eerder een kans op de titel. Na de oprichting in 2046 werd het eerste titeltornooi georganiseerd in 2047 en vanaf dan elke drie jaar. Onze kampioenen waren Cartalope (2047), Vizkalay Junior (2050), Burns (2053 en 2056), Liubansky (2059), Thian-Boi Khan (2062 en 2065), Mwabe Bulyko (2068 & 2071), Vanderok (2074), Vicelli (2077), Vanderok (2080), Boginskaite (2083), Manalaus (2086), McAllister (2089, de eerste vrouwelijke WK), Manalaus (2092) en tenslotte Moreau (2095 & 2098), die defending champion is. Als je de gemiddelde leeftijd ziet van die WKs (24,3 jaar) dan moet je wel toegeven dat de WCC er echt wel in slaagt om jong talent snel naar de top te loodsen. De gemiddelde leeftijd van de FIDE-WKs ligt (zelfs als je enkel naar de 21ste eeuw kijkt) op 27,1 jaar – dat zegt genoeg lijkt me. Onze formule is veel flexibeler. Anderzijds toont het feit dat er nog niemand “unified champion” is geworden, aan dat er nog een lange weg te gaan is eer we weer één schaakbond hebben.

IV: en u bent in die mate beschermd als derde generatie-GM dat u pas in de derde ronde van dat KO-tornooi in actie komt.
GM: inderdaad, mijn moeder en grootmoeder waren ook GM’s en zo ben ik als derde generatie GM een beschermd speelster binnen de WCC. Een eerste generatie GM is zeker van een plaats in de eerste ronde, een tweede generatie GM kan starten in de tweede ronde. Na de ineenstorting van het elosysteem begin 21ste eeuw, door de massale instroom van nieuwe spelers, waren er structuren nodig om het systeem te stabiliseren. Hiervoor werd naar de maatschappelijke hervormingen in politiek en samenleving gekeken. Door terug te grijpen naar een soort middeleeuws systeem van bevoorrechte klassen, waar je pas na enkele generaties deel van kan uitmaken, werd dit bereikt. De WCC is hier sneller op gesprongen dan de FIDE, die nog steeds enkele negatieve effecten ondervindt van hun trage reactie. De WK-formule van het WCC is dus heel open, met 256 starters in de eerste ronde, maar aan de andere kant zorgt dit systeem van klassen ook voor wat tegengewicht tegenover de massa nieuwe sterke spelers en de floating pairing, zodat de nieuwe gezichten niet teveel voordeel krijgen. Ik bedoel daarmee dat, gezien ze nog niet veel partijen gepubliceerd hebben, zij veel meer inzicht hebben in de partijen en speelstijl van de gevestigde waarde, dan andersom.

IV: Wat vindt u van de explosie van titels? Zijn het er niet teveel?
GM: Wel, wat dat betreft heeft de FIDE het iets beperkter gehouden dan de WCC. De FIDE heeft nog altijd de oude titels als FM, IM, IGM, SGM (supergrootmeester), en WK, maar deze zijn te behalen voor elke tijdsstandaard. Je kan dus titels halen in bullet, blitz, rapid, long rapid, short standard, long standard (dat het hoogst in aanzien staat), Muhlward en Barrika. Muhlward (waarbij het eerste geslagen stuk of pion terug als eigen stuk/pion kan ingezet worden) vind ik een mooie aanvulling op het gamma schaakvarianten. Barrika (waarbij geslagen stukken of pionnen onbeperkt terug ingezet kunnen worden) vind ik te moeilijk – partijen kunnen bij manier van spreken dagen duren tussen toppers. Dat is een variant voor laat ons zeggen de intellectuelen, de hypertheoretici (de nerds) onder de toppers.
Bij de WCC is er eerder gekozen voor een dan-systeem met negen niveaus, ook hier per tijdslimiet, maar die wijken iets af van die van de FIDE, en de twee varianten Muhlward en Barrika heeft de WCC niet erkend. Gelukkig gebruikt de WCC ook SELO voor zijn standaardpartijen, zodat daar probleemloos gemengde tornooien kunnen worden georganiseerd. Zo houden beide organisaties tenminste de schaakwereld nog een beetje bijeen.
Een eerste dan in de WCC haal je door negen gesloten tornooien (van minstens negen deelnemers) te winnen met minstens 30% deelnemers met dan 1. Een tweede dan haal je door acht tornooien te winnen met minstens 30% deelnemers met dan 2, enzovoort. Voor de negende dan moet je dus één tornooi winnen met minstens 30% deelnemers die al een negende dan hebben. De negen niveaus krijgen dan volgende titels in oplopende volgorde: junior expert, senior expert, junior national master, senior national master, junior international master, senior international master, junior grandmaster, senior grandmaster en super grandmaster (SGM). De wereldkampioen is de enige die de tiende dan krijgt. Maar zoals in sumo in Japan, kan je je titel na lange inactiviteit of na slechte prestaties ook weer kwijt raken. Aangezien je 45 tornooien moet winnen voor een negende dan, zijn er niet zoveel spelers met die titel. Er zijn dan ook jaarlijks maar een handvol tornooien met de mogelijkheid om de hoogste graad te behalen.

IV: Ondervindt u veel hinder van cheaters?
GM: Wel, je hebt diverse aspecten: er is biologisch cheaten, genmanipulatie, AI-doping, virtual reality, maffia-invloeden, teamwork, mazzu-schemes en wat er verder nog op de rand van het schaaktoneel gebeurt. Aan de ene kant mag het niet verwonderen, nu schaken als enige live e-sport is behouden. Een monopolie trekt altijd geld en kwade bedoelingen aan. Persoonlijk vind ik dat aspect nogal meevallen op mijn niveau, vooral omdat de controles en straffen draconisch zijn. U herinnert zich nog wel het schandaal in het 9de dan Yukawa-tornooi in 2089 en de mediastorm die daarop volgde.
Genmanipulatie en AI-doping is high tech, dus enkel de toplanden, zoals Indië, China, Nigeria, Brazilië kunnen zich dat veroorloven. AI is snel, maar riskanter; het is vooral geliefd in Afrika. Voor genmanipulatie moet je enkele generaties vooruit kijken, dus dat ligt eerder in de aard van de Oosterse landen. Maar ook gewone praktijken worden nog gebruikt. Daar zit dan een heel team achter, dat diverse methoden gebruikt om de winstkansen van de eigen speler op te voeren. Dat gaat van afleiden van de tegenstander – Timman zat ooit eens te spelen tegen een gast wiens lief met een behoorlijke décolleté naast hem zat, maar Timman was te geconcentreerd om erop te letten. Dat afleiden kan heel subtiel en op diverse vlakken spelen: niezen of net dan wat lawaai maken in de tornooizaal, een foto met flits nemen, een koffie laten vallen – dat alles in de bedenktijd van de tegenstander. Maar het team kijkt ook naar de andere borden. Is er een concurrent voor de eigen speler, dan gaan ze die ook hinderen – soms letterlijk. Ze bemoeilijken zijn toegang tot de tornooizaal (hoeveel koffies en fruitsapjes ik al gemorst gezien heb op binnenkomende spelers, je houdt het niet voor mogelijk), proberen zijn bankkaart te laten blokkeren, ze maken lawaai naast zijn hotelkamer ’s nachts of ze maken hommeles tijdens het ontbijt. En dan heb ik het nog niet over codes die gebruikt worden – die yoghurtjes van Karpov tegen Kortchnoi waren kinderspel in vergelijking met de taktieken van tegenwoordig.
Persoonlijk heb heb ik eerder last van de soms te grote impact van sponsors.

IV: Ja, wat is daarmee?
GM: ik hoef u niet uit te leggen, dat een sponsor een grote invloed heeft op een tornooi. Hij koopt als het ware twee-drie wildcards die zijn thuispubliek of zijn klanten graag zien spelen. Dat betekent automatisch minder plaatsen voor de niet-lokale, zeg maar buitenlandse spelers. In het intercontinentaal circuit valt dat mee – iedereen is zeker van vijf van de zeven tornooien, en in een intercontinentaal tornooi moeten er minstens 4 spelers uit vier verschillende continenten komen. Op het niveau eronder gaat het soms meer over jezelf kunnen marketen, dan over speelsterkte – de invloed van nationale bonden is niet te onderschatten. Niet prettig als in eigen land geen krachtige sponsors aanwezig zijn, dat betekent weinig tornooien, dus dat voert de druk landelijk wel op. De concurrentie is hard, en de strijd wordt zowel boven als onder tafel gevoerd.

IV: Ziet u die trend verergeren?
GM: Jazeker, onlangs werd ik nog uitgenodigd voor een online tornooi, maar toen ik wou inloggen, bleek mijn internetverbinding niet snel genoeg te zijn, en toen werd ik van de startlijst gehaald, omdat men vreesde dat de vertraging een dekmantel voor cheaten zou zijn. Het was natuurlijk maar een uitvlucht om de jonge Basmati te laten starten. Ooit werd ik op een luchthaven bijna het slachtoffer van identiteitsfraude – iemand had zijn irissen van zijn ogen laten remasteren tot een copie van de mijne, maar gelukkig kende de douane mij en werd dat rechtgezet. Ik had toen toch wel de indruk dat de organisatie van dat tornooi mij de hele duur ervan niet oprecht behandelde.
Ik heb het nog erger meegemaakt. Een tornooi in Kamtjatka, je houdt het niet voor mogelijk. Je denkt, goed, hier hebben ze me nodig als buitenlander om de lokale spelers kans te bieden op normen. Na zeven van de negen ronden sta je met 5,5 punten in pole position om de tornooiwinst te pakken. Zetten ze je ’s avonds een sterk gekruide lokale vleesschotel voor. Blijkt achteraf dat het vlees net niet bedorven is. Ik drie ronden tussen bed en toilet doorgebracht. Tornooiwinst weg, door onderlinge afspraken zijn nog drie spelers voor mij geëindigd, dus ook geen prijzengeld.
Nog een voorbeeld: in een ander tornooi maakte de organisatie het mij moeilijk door elke andere dag de ingang tot de tornooizaal te veranderen. We speelden in een stadium en het excuus was de tweede dag veiligheid, de derde dag onderhoudswerken, nog een andere dag een buitenhek dat niet open ging. Uiteindelijk ging ik op de laatste dag een uur vroeger naar de tornooizaal – want die locatie in het stadium bleek ook niet vastgelegd gedurende de duur van het tornooi. Vandaar dat ik liever online tornooien speel, maar soms ligt de lat voor beveiliging zo hoog dat real life presence nodig blijkt.

IV: kan de FIDE of de WCC hier iets aan doen?
GM: Ja, dat is het probleem. Elk zit op zijn eiland en hoewel ze elkaars spelers respecteren, en er gemengde tornooien bestaan, blijft het een moeilijke kwestie. Je weet dat de WCC oorspronkelijk is opgericht na het grote discriminatieconflict in 2046, toen bleek dat vrouwen consistent kansen werden ontzegd in de strijd om de wereldtitel. Ondertussen zijn ook meer en meer ontevreden mannen lid van de WCC, en dat versterkt zeker hun status als gelijkwaardige partner van de FIDE. Een FIDE, dat toch erg verzwakt uit de corruptieschandalen van 2051 kwam.
Daarnaast hebben de interplanetaire titels ook niet echt voor unificatiebereidheid gezorgd. De maanbasis heeft nu al goede spelers – zo’n 30-tal FIDE-GMs van 2500+ SELO, dus dat maan-WK begint langzaam iets voor te stellen, maar de kampioenstitel van Mars, dat stelt natuurlijk niets voor – je kan je moeilijk wereldkampioen noemen met 2250 SELO. Maar goed, er wonen ook maar zo’n 300 mensen op Mars. Dus een “universele titel” komt in praktijk nog altijd neer op wie er WK is op aarde.

IV: wat met de invloed van AI en quantumcomputers op het schaken zelf?
GM: Die hebben vooral in het begin van de 21ste eeuw voor een revolutie gezorgd. Sommige openingen zijn zo op de schop beland, ik denk maar aan Aljechin, Skandinavisch, Koningsgambiet, Englund, From, Clester, Wapiti; die leiden allemaal tot groot voordeel in het eindspel – niemand (tenzij in bullet en blitz) durft die nog te spelen. Anderzijds hebben we een heropleving van de klassieke openingen gezien: Damegambiet, Spaans, Italiaans, Nimzo-Indisch, Engels, Printzler en sommige varianten van het Siciliaans. Het feit dat we nu tablebases hebben tot 32 stukken betekent dat veel van die oude openingen opgelost zijn, omdat ze bijna onvermijdelijk tot een eindspel leiden.

IV: wat zijn nu uw doelen voor 2100?
GM: wel, om te beginnen speel ik twee online tornooien. Het prijzengeld stelt niets voor, maar het is makkelijk, je hoeft het huis niet uit. Dan speel ik het Paastornooi in Wilderstadt, gevolgd door de Palliatta open aan het Como-meer. Dat is een leuk tornooi in een mooie omgeving, en ik heb er altijd graag gespeeld. Niet dat ik zo’n grote fan van Italiaans eten ben, maar je kan het slechter treffen. Daarna de Bundesmeister gesloten groep in Michelbach. Wat daarna komt, zie ik wel, er ligt nog veel open; de Salami-open in Los Asesinos spreekt me wel aan, het is een beetje zoals Los Voraces, leuk tornooi in the middle of nowhere, maar een echte schaker vindt het hemels.

IV: en lokaal? Speelt u nog interclub?
GM: Mja, dat is ook weer zo’n verhaal. Ik ben nu zo goed dat ik vind dat ik wel wat mag verdienen aan het schaken. Die 10.000 uren om goed te worden is een fabeltje, dat zijn er minstens 25.000 en dan moet je nog dagelijks eraan werken. Je kan als professional gerust stellen dat je 3000-4000 uren per jaar met schaken bezig bent. Je werkt vaak harder op trainingsdagen dan op speeldagen. Ik heb mijn slaap nodig, dus blijft er niet veel tijd over voor andere dingen. Shoppen laat ik over aan mijn twee vrienden, die gelukkig ook nog wat verstand van mode hebben. Maar interclub dus, tja veel clubs vinden 1500 WUD per partij veel geld, maar zet je HY-F eens een dag in de garage, dan weet je het wel hoe duur het leven tegenwoordig is. Maar ik speel wel graag interclub, dus als mijn thuisclub (de Nijkerk Raging Devils) mij een heel seizoen opstelt, speel ik de laatste dag wel gratis. Clubliefde telt voor iets, niet?

IV: Hobbies, favoriete films, leukste reisbestemming?
GM: Als professioneel schaakster heb ik niet veel hobbies. Mijn vrienden zorgen voor mijn geadopteerde dochters. Film kijk ik niet zoveel – geef mij maar een ouderwetse VRAI-bril met avonturenromans en SF. Vooral op intercontinentale vluchten en het jaarlijkse Moon Invitational Tournament maak ik daar gebruik van. Mijn leukste reisbestemming is trouwens de Proclus maankrater – het hotel op de rand heeft het waanzinnigste uitzicht van het zonnestelsel wat mij betreft, maar ook de uitstapjes naar de bodem ervan zijn adembenemend. Op aarde bezoek ik graag Antarctica. Nu dat helemaal sneeuwvrij is, is het een prachtig continent om met een HY-F te doorkruisen. Dat is ook de reden waarom ik geen startgeld vraag voor het McMurdo Station 2 Open.

IV: Hartelijk dank voor dit interview!
GM: Geen probleem, de financials kan u regelen met mijn manager.

(afbeelding gemaakt met https://gencraft.com/)